DSK va quitter la prison de Rikers Island
Quincampoix: Act III, Scenes 7-9
Image by blacque_jacques
Column 1
Windbuil.
Wel hondsvot! hebt gy dan myn order niet ontvangen?
Koetsier.
Ja heer: maar om u niet te houden in verlangen;
Ik heb ’t geluk gehad door de Acties, dat my de eer
Zal werden aangedaan gelyk een treflyk heer.
En eer dat mogelyk drie dagen zyn verloopen,
Zal ik een Koets van een die arm moet worden, koopen.
’k Heb dat te danken aan myn waarden vrind Krispyn.
Windbuil.
Mord bleu! moet ik dat zien! Par diabel! ik verquyn!
ZEVENDE TOONEEL.
Vier Dansers als Snyders en Paruikemaakers.
De Koetsier, Krispyn, Bonavontuur,
Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris.
Koetsier.
KOmt gy Messiers? wel aan, verzie my nu van kleeren.
En wil ’t gezelschap met een nieuwen dans vereeren.
Hier word gedanst.
ACHSTE TOONEEL.
Grypvogel, eerste en tweede Jood, een Notaris, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil,
Hendrik, Hillegond, Beatris,
Koetsier.
Grypvogel.
Vergeef het my dat ik u hier zo laat verstoor,
’k Heb van myn meesters last, gun me als u blieft gehoor.
Heer Windbuil, ’k dacht het wel dat ik u hier zou vinden.
Ik ben gezonden van verscheide goede vrinden
Om negen acties nu op te eischen in de Zuid.
Windbuil.
Hoe eischen ze op! ik weet niet wat dit nu beduit.
Grypvogel.
Gy naamt de premie toen zy op vier honderd waaren,
Nu zyn zy zeven.
Windbuil.
Ja, en ik kan u verklaaren,
Dat ik die zottigheid niet kan begrypen vrind.
Grypvogel.
Ik ook niet: maar gy moet het neemen zo gy ’t vind.
Zy zyn gereed om die Partyen voort te ontvangen.
Windbuil.
’k Gaa order geeven.
Tweede Jood.
Neen begutje, wilt ze langen!
Windbuil.
Hoe kaerel hebje geen krediet voor myn persoon?
Die meer dan twee miljoen bezit, ô welk een hoon!
Tweede Jood.
Je bent een groote gek!
Windbuil.
Vent heb jy iets zeggen,
Koom aan myn logement, ik zal ’t eens overleggen.
Tweede Jood.
Kom ’k laat me paeijen, schryf begut twie tonne gouds
In Banko af.
Windbuil.
Zou ik die af gaan schryven, Smous?
Dat gaat zoo makk’lyk niet, ik moet eerst Reskontreeren.
Wagt nog zes maanden, ’k zal ’t opeischen van de Heeren
Daar ’k mee te doen heb. Als ik actien ontvang
Zult gy ze hebben, dat is red’lyk, wagt zo lang.
Tweede Jood.
Zel op de volle van de Beers het gaan vertellen!
Windbuil.
Ik zeg je kaerel dat je my niet meer moet quellen,
Of ’k zweer je dat ik u zal steeken door de huit.
Eerste Jood.
Je bent een schelm!
Windbuil trekt den degen.
Een schelm? dat zal ik toonen guit.
Eerste Jood.
Hou vast begutje! hou hem vast! hy wil me steeken!
Krispyn, Windbuil den degen afneemende.
Brui heen, eer dat hy jou mogt hals en beenen breeken.
Eerste Jood.
Neen ik zal blyven ’k durf begutje nog wel staan.
Zy vechten.
Bonavontuur.
Hou op! hou op! ’k verstaa niet dat gy hier zult slaan.
Eerste Jood.
’k Gaa naar myn Heer den Schout om over jou te klaagen,
Dat jy voor de Acties my betaalen wilt met slaagen.
Bonavontuur.
Vertrek; want ik verstaa geen raazen in myn huis.
NEGENDE TOONEEL.
Grypvogel, Krispyn, Bonavontuur, Eelhart, Windbuil, Hendrik, Hillegond, Beatris, Koetsier.
Eelhart tegen Grypvogel.
,,Eisch van myn Broeder ook nu de Acties op quansuis.
Grypvogel.
Myn Heer Bonavontuur, my is ook last gegeeven
Dat ik opeischen zal, al ’t geene gy tot zeven
Moet lev’ren.
Bonavontuur.
Hoe! wat’s dat? zyn alle menschen gek?
Of zou hier tovery omgaan in dit vertrek.
Eelhart.
Myn Broeder, ’k denk dat ge uw krediet zo hoog zult agten,
Dat gy den eisch voldoet waar na hy staat te wagten?
Grypvogel.
Myn heer de Zuidzee ryst, zy passen op hun tyd.
Bonavontuur.
,,Indien dit waar is, broêr, dan ben ik alles quyt.
Grypvogel, gaa, ik wilt tot zeven voor my koopen.
Grypvogel.
Myn Heer, zy zyn al tot de negen opgeloopen.
Zeg ook als Windbuil dat gy reskontreeren moet,
Dus stelt gy de eischers uit.
Eelhart.
’k Bid dat gy zulks niet doet.
Bonavontuur.
Al moest ik aanstonds nu myn kapitaal verliezen,
’t Krediet is my meer waard, ’k zal nooit dien weg verkiezen.
Maar, waarom hebt gy my gebracht in dit gevaar?
’k Deed alles naar uw raad, gy zyt myn Makelaar.
Column 2
Grypvogel.
’t Gaat alles boven myn begrip in deez’ ravazie.
Dees wint, en die verliest. ’k Verdien ook graag koertazie.
Windbuil.
Ha! ha! ik heb daar iets tot nut van ons bedacht.
Verlies ik nu, ik word in ’t kort een man van macht.
Bonavontuur.
Hoe, zyt gy niet in staat om de Acties te betaalen?
Windbuil.
Ja, maar myn kapitaal moet ik uit Vrankryk haalen.
De Missizippi is een oorzaak van myn winst.
’k Heb twee miljoenen aan muntbriefjes op het minst.
Koetsier.
Myn Heer, gy zyt om geld verlegen, na ’k kan hooren.
Windbuil.
Ha schelm! moet gy my in dit overval nog stooren?
Myn Heeren, ’k heb een schoon, een fraaij project bedacht.
Laat ons ons zelven nu bedienen van de macht
Die wy nog hebben, en een Kompanjie oprechten,
Waar by de bobbels zyn te rekenen als slegten.
Laat ons in Assurance, en in Commercie doen,
Door een inschryving van een honderd millioen.
Elke Actie moet op ’t minst zes duizend guldens weezen,
Daar elk by de ingaaf geeft drie gulden, en door deezen
Zo grooten rykdom kan men reden in de Vaart
Te Ostende.
Krispyn.
Weg, myn Heer, dat is geen oortje waard.
Maar kon je maaken dat die bobbels niet verzwinden,
’t Waar beter; nu kan ik geen voordeel daar in vinden.
Maar, wilt ge iets doen waar door uw geest ons word bekend.
Smelt deze Kompanjies eens tot een regiment.
Eelhart.
Die Windnegoties, die wy hier de bubbels noemen,
Is, als men ’t wel beziet, heel weinig op te roemen;
Dewyl den handel door die dingen word gestremd.
Zy zullen met ’er tyd ons zetten in het hemd.
Om Duitsch te spreeken. ’k Kan niet merken dat de Heeren,
Die in den grond zich zelf verstaan op ’t Assureeren,
Het hondertst deel profyt in vyfentwintig jaar
Getrokken hebben; zet hun alle by malkaar,
Als deeze bobbels (zo zy niet haast willen vallen)
Uitdeelen moeten in twee jaaren met hun allen.
En hun Commercie kan ’t verval ook niet verhoên,
Ten zy men Waaren poogt in menigte op te doen,
En zetten dan de markt; maar dat is niet te denken
Dat zy hun eer door zulken gruwel zouden krenken.
Wy roemen dan te recht een wyze Majestraat,
Die zich door zulken wind dus niet vervoeren laat.
Krispyn.
Hoor Heerschap Windbuil, om uit deezen strik te raaken,
Zou ik een Kompanjie gaan in Vianen maaken,
En leggen met dat geld de Stad ten eersten uit,
Dan kan die geen, die hier zyn kapitaal verbruid,
Verzekerd zyn, dat hy daar zal een wooning vinden.
Gaat overleg dat eens daar ginder met uw vrinden.
Windbuil.
Myn Heer verdraagt gy zulk een taal hier van uw knecht?
Bonavontuur.
Myn Heer, hy heeft gelyk in al ’t geen hy zegt.
Windbuil.
Mordbleu! ’k Word disperaat! hoe kan het mooglyk weezen?
Krispyn, trekt zyn kleedt uit, en verkleed zich.
Ik ben, Bonavontuur, uw knecht geweest voor deezen:
Maar ik bedank u nu myn Heer voor alles goedts.
’k Heb zin, Heer Windbuil, in uw paerden en uw koets.
Ik bid u stel ze op prys, ik wil ze van u koopen:
Want ik kan merken dat gy nu te voet zult loopen.
Windbuil.
Had ik myn degen, schurk, ik stak u in de pens.
Krispyn.
Gy moet zo quaad niet zyn, bedenk ik ben een mensch.
Tegen Bonavontuur.
Myn Heer, ik zie dat gy verwonderd staat te kyken:
Maar wilt het vonnis tot myn nadeel nog niet stryken.
’k Heb veel gewonnen met uw geld dat gy niet weet:
Maar doet een eisch: want gy moet weeten, ik ben reed
Om tot voldoening u in alles te behaagen.
Bonavontuur.
Myn geld! Krispyn, myn geld! hebt gy dat durven waagen?
Eelhart.
Heer broeder, zyt gerust, wyl gy geen schade lydt.
Zie uw Kontrakten, die ’k heb ingetrokken, zyt
Te vreede, wil Krispyn hier van ’t verlies vergoeden,
Gelyk ’t behoort, dan is hy vry van quaad vermoeden.
Krispyn.
Dat zal ik doen; ’k weet door Grypvogel hoe veel geld
De schade is, die u voort zal zyn ter hand gesteld.
Hendrik.
Myn Heer, mag ik dan op uw lieve dochter hoopen?
Bonavontuur.
Geef haar uw hand: maar ’k wil gy zult nooit wind verkoopen.
Krispyn.
Nu Juffrouw Klara geef uw hand ook aan Krispyn.
Klaar.
Viva! de Quincampoix! nu wy vereenigd zyn.
Krispyn.
Kom dans eens vrolyk op, eer dat wy saam vertrekken.
Windbuil.
Ik zal my met Viane, of Fredrik Hendrik dekken.
Windbuil loopt de deur uit.
Daar wordt gedanst.
Einde van ’t derde en laatste Bedryf.
Source: Ceneton
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands
DSK va quitter la prison de Rikers Island
La Cour Suprême de New York a accepté ce jeudi de remettre en liberté l’ancien directeur du FMI. Assigné à résidence avec un bracelet électronique, il sera à nouveau devant le juge le 6 juin prochain
Read more on La Tribune.fr